Het heffingvrij vermogen komt in mindering op de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). De toeslag geldt tot 2016 voor de belastingplichtige die:
– op 31 december van het belastingjaar het AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en
– een inkomen uit werk en woning geniet van niet meer dan € 20.075 en
– de grondslag voor de heffing in box 3 bedraagt maximaal € 282.226 (bij fiscale partners: € 564.451).
De ouderentoeslag bedraagt € 28.236 (als beide fiscale partners aan de voorwaarden voldoen: € 56.472). Als het inkomen uit werk en woning (box 1) hoger is dan € 14.431 wordt de toeslag verlaagd naar € 14.118.
De belasting in box 3 bedraagt 1,2% van het in die box te belasten vermogen (spaartegoeden, beleggingen, etc.). Ouderen die samen recht hadden op de maximale ouderentoeslag betalen vanaf 2016 derhalve jaarlijks extra aan inkomstenbelasting: 1,2% * € 56.472 = € 678.
1 januari 2016 is de eerste peildatum waarop de ouderentoeslag niet meer wordt toegepast. Ouderen die willen voorkomen dat zij hun recht op huur- en/of zorgtoeslag (en andere inkomens- en/of vermogensafhankelijke regelingen) verliezen, moeten vóór 1 januari 2016 maatregelen nemen waardoor hun vermogen in box 3 daalt tot beneden het heffingvrij vermogen. Het heffingvrij vermogen bedraagt voor 2015 (2016 is nog niet bekend): € 21.330 (voor fiscaal partners: € 42.660). Maatregelen die genomen kunnen worden, zijn het wegschenken van vermogen (denk aan de schenkbelasting) of het beleggen in vermogenstitels die niet meetellen voor box 3.
6604 EA Wijchen